In dit nummer uit de Dogmatische Constitutie over de Kerk, 'Lumen Gentium', onderdeel van het hoofdstuk over de hiërarchische structuur en dat volgt op de behandeling van de het bisschopsambt en het priesterambt, wordt tamelijk precies beschreven hoe het permanente diakenschap, in zijn hernieuwde vorm, eruit moet zien en wat de bevoegdheden zijn van deze gewijde bedienaar. Het diakenschap staat in een rechtstreekse verbinding met het bisschopsambt.
Daarmee wordt ook duidelijk gemaakt het onderscheid dat er is met de niet-gewijde leden van de Kerk, die besproken worden in de volgende nummers van deze Constitutie. Direct op dit nummer volgt namelijk het
hoofdstuk IV. De leken

Uit: Lumen Gentium - Dogmatische Constitutie over de Kerk.

Hoofdstuk III. Over de hiërarchische inrichting van de Kerk en in het bijzonder over het episcopaat.

Nr. 29. [De diakens]. Op een lagere hiërarchische rang staan de diakens, aan wie de handen worden opgelegd 'niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon'. Immers, gesterkt door de sacramentele genade, staan zij in dienst van het volk van God door de diaconie van de liturgie, het woord en de liefdewerken, in gemeenschap met de bisschop en zijn priesterschaar. Aan de diaken komt het toe, voor zover het hem door het bevoegde gezag wordt toegewezen, het doopsel plechtig toe te dienen, de eucharistie te bewaren en uit te reiken, in naam van de Kerk bij het huwelijk te assisteren en het in te zegenen, de teerspijze naar de stervenden te brengen, aan de gelovigen de Heilige Schrift voor te lezen, het volk te onderrichten en aan te moedigen, de eredienst en het gebed van de gelovigen voor te zitten, de sacramentaliën toe te dienen, de uitvaartdienst en de begrafenisritus te leiden. Bestemd voor de functies van liefdadigheid en administratie zullen de diakens de vermaning van de heilige Polycarpus voor ogen houden om 'barmhartig en vol ijver te zijn en voort te schrijden in de waarheid van de Heer, die de Dienaar van allen geworden is'.

Daar echter deze functies, die voor het leven van de Kerk hoogst noodzakelijk zijn, in de thans geldende latijnse kerktucht in vele streken moeilijk vervuld kunnen worden, mag men het diaconaat voortaan als een eigen en blijvende hiërarchische rang herstellen. Aan de bevoegde verschillende soorten van territoriale groepen van bisschoppen komt het toe om met goedkeuring van de opperherder zelf uit te maken, of en waar het voor de zielzorg geschikt is dergelijke diakens aan te stellen. Met instemming van de paus van Rome mag dit diaconaat verleend worden aan mannen van rijpere leeftijd, ook als ze gehuwd zijn, evenals aan bekwame jongeren, voor wie nochtans de wet van het celibaat in stand moet blijven.